Stoppen

De voorrijder steekt zijn linkerarm omhoog en roept “STOP”. De groep geeft dit door naar achter.

Weg vrij

De voorrijder steekt zijn linkerarm omhoog, wuift naar voren en roept “VRIJ”. De groep geeft dit door naar achter.

Rechtdoor

De voorrijder roept “RECHTDOOR”, de groep geeft dit door naar achter.

Afslaan

De voorrijder steekt zijn arm naar links of rechts en roept “LINKS” of “RECHTS”. De groep geeft dit door naar achter. De achterrijder steekt ook zijn arm uit.

Obstakel rechts of inhalen

De voorrijder roept “VOOR”. De groep geeft dit door naar achter.

Obstakel links of tegenligger

De voorrijder roept “TEGEN”. De groep geeft dit door naar achter.

Obstakel in of op het wegdek

De voorrijder roept de naam van het obstakel en wijst ernaar. De groep geeft dit door naar achter.

Achter elkaar rijden

De voorrijder of achterrijder roept “RITSEN”. De groep geeft dit door en geeft ritsers de ruimte.

Ingehaald worden

De achterrijder roept “ACHTER”. De groep geeft dit door naar voren.

Problemen

De betrokkene roept “LEK”.

Tekens in de groep- racefiets